Voorwaarden
Bij de installatie en inbedrijfstelling van de mestverbrandingslijn zijn er specifieke voorwaarden waaraan pluimveebedrijven moeten voldoen:
- Minimale Capaciteit: Voor een rendabele investering is het belangrijk dat het pluimveebedrijf voldoende kippen huisvest. Voor een cyclus van 7 weken wordt een minimumcapaciteit van ongeveer 150.000 dierplaatsen aanbevolen.
- Warmteafgiftesysteem: Het bedrijf moet beschikken over een effectief systeem voor warmteafgifte dat gebruikmaakt van warm water.
- Reststoffenbuffering: Er is een geschikte hal nodig met aparte opslagruimtes voor zowel natte als droge reststoffen. Deze hal moet (vliegen)dicht zijn om de verspreiding van bacteriën en virussen te minimaliseren.
- Weegbrug: Het hebben van een eigen weegbrug is een voordeel, omdat dit de nauwkeurigheid van het mestbeheer vergroot.
- Mestverwerking: De reststoffen moeten vanuit de stallen of kassen naar de natte reststoffenbuffer worden vervoerd. In de natte reststoffenhal moet de mest met een verreiker of een vergelijkbaar apparaat in de biodoseerunit worden geladen. De verdere verwerking van de mest, van de doseerunit naar de droger, hygiëniseerunit en uiteindelijk de verbrander, gebeurt automatisch. De exacte uitvoering van dit proces kan variëren, afhankelijk van de specifieke inrichting van het bedrijf.
Door aan deze voorwaarden te voldoen, kunnen pluimveebedrijven optimaal profiteren van de voordelen van de DSNRG mestverbrandingslijn, zoals efficiënte energieproductie en duurzame mestverwerking.